Verjaring in strafzaken onder de loep: de belangrijkste wijzigingen

Geschreven door

Expertise

Publicatie

27 juni 2025

De verjaring van de strafvordering is een cruciaal onderdeel van het Belgisch strafprocesrecht: een verdachte moet binnen een bepaalde termijn worden vervolgd, anders kan geen veroordeling meer volgen.

De regelgeving over hoe die verjaringstermijn precies moet worden berekend, was in het verleden een complexe verzameling van onsamenhangende bepalingen. In de praktijk bleek het dan ook vaak bijzonder moeilijk om de juiste strafrechtelijke verjaringstermijnen correct te bepalen.

Met de invoering van de nieuwe Wet Strafprocesrecht I van 9 april 2024 wil de wetgever komaf maken met die complexiteit. De wet bevat enkele fundamentele hervormingen die de regels rond de verjaring van de strafvordering eenvoudiger en duidelijker moet maken. De wet is van toepassing op misdrijven die op datum van de inwerkingtreding –  28 april 2024 –  nog niet verjaard waren.

In deze blog bespreken we de belangrijkste krachtlijnen en gevolgen van deze nieuwe wetgeving.

Aanpassing van het eindpunt van de verjaring

Onder het oude verjaringsregime gold het principe van de zogenaamde  “afhandelingsverjaring”: de gerechtelijke autoriteiten moesten binnen de verjaringstermijn niet alleen vervolging instellen, maar ook het volledige strafproces tot een definitief einde brengen.

De nieuwe verjaringswet voert hierin een grondige wijziging door. Voortaan volstaat het dat de zaak binnen de wettelijke verjaringstermijn aanhangig wordt gemaakt bij de vonnisrechter. Zodra dat gebeurt, stopt de verjaring van de strafvordering definitief. Met andere woorden:  vanaf het moment dat de strafzaak officieel voor de rechter wordt gebracht, kan het misdrijf niet meer verjaren. Bestaat er dan geen risico dat de procedures onredelijk lang duren, nu de druk van een dreigende verjaring niet meer bestaat? Daarvoor werd een ander nieuwigheid ingebouwd, waarover meer onder puntje 4.

Dit nieuwe basisprincipe van de verjaring van de strafvordering sluit veel nauwer aan bij het verjaringsregime in het burgerlijke procesrecht, waar de verjaring eveneens niet meer doorloopt zodra de zaak is ingeleid bij de burgerlijke rechtbank.

Afschaffing van de stuiting en inperking van de schorsing

Een tweede belangrijke hervorming is de afschaffing van de stuiting van de verjaring.

Onder het vroegere regime kon de verjaringstermijn telkens opnieuw beginnen te lopen bij elke onderzoeks- of procesdaad, op voorwaarde dat die handeling plaatsvond binnen de oorspronkelijke verjaringstermijn. Er bestond de grootste onduidelijkheid over wat nu precies een onderzoeks- of procesdaad was, waardoor elke daad die in extremis nog gesteld werd vóór verjaring als stuitingsdaad werd aanzien: hierdoor kregen de gerechtelijke autoriteiten in de praktijk bijna altijd dubbel zoveel tijd om een strafvervolging af te ronden. De regels rond stuiting waren immers zo ruim, dat ze in de praktijk quasi automatisch van toepassing waren.  Het resultaat? Nauwelijks stimulans om een strafonderzoek of strafprocedure met spoed te behandelen.

De nieuwe wet schaft de stuiting af.

Daarentegen kan de verjaringstermijn wél nog geschorst worden –  dat wil zeggen: tijdelijk stop gezet. Na de schorsing loopt de termijn gewoon verder. De mogelijke gronden voor schorsing zijn echter drastisch ingeperkt:  enkel de wettelijke onmogelijkheid om te vervolgen blijft behouden als schorsingsgrond.

Nieuw is dat ook de aanhangigmaking van de zaak bij de rechter leidt tot een schorsing die in dat geval definitief is.  Vanaf dat moment kan de verjaring dus niet meer hervatten.

Deze inperkingen worden natuurlijk deels gecompenseerd door de langere verjaringstermijnen, zoals hieronder besproken.

Verlenging van de verjaringstermijnen

De nieuwe wet voert  een vereenvoudigd systeem van langere verjaringstermijnen in, gebaseerd op basis van een schaal in functie van de hoogte van de wettelijke maximumstraf. Hiermee wordt afgestapt van het vroegere, complexe geheel van uiteenlopende basistermijnen.

Misdaad strafbaar met levenslange gevangenisstraf30 jaar
Misdaad strafbaar met 20 – 30 jaar gevangenisstraf20 jaar
Misdaad strafbaar met 5 – 20 jaar gevangenisstraf15 jaar
Wanbedrijf10 jaar
Overtreding1 jaar

Voor de meeste misdrijven betekent dit in de praktijk een bijna verdubbeling van de vroegere verjaringstermijnen.

Daarnaast voert de wetgever een derde categorie van onverjaarbare misdrijven in. Naast terroristische misdrijven en seksuele misdrijven gepleegd tegen minderjarigen, zijn nu ook moord en roofmoord met een specifiek terroristisch doel onverjaarbaar. Concreet gaat het om feiten gepleegd “met als doel de bevolking ernstige vrees aan te jagen of om de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, of om de politieke, de constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.”

Nieuwe wettelijke sanctie bij overschrijden van de redelijke termijn

Omdat de strafvordering niet meer kan verjaren van zodra ze bij de vonnisrechter aanhangig is, en de verjaringstermijnen in het algemeen worden verlengd, wordt het naleven van de redelijke termijn belangrijker dan ooit.

Daarom voorziet de wetgever in een bijkomende wettelijk sanctie voor de overschrijding van de redelijke termijn. Wanneer er sprake is van een zeer ernstige schending van de redelijke termijn, kan de strafrechter nu als mogelijke sanctie -naast de reeds bestaande sancties van strafvermindering- beslissen tot het verval van de strafvordering.

In het verleden was de sanctie van het verval van strafvordering slechts aan de orde als de overschrijding van de redelijke termijn het recht op een eerlijk proces onomkeerbaar had aangetast. Onder de nieuwe regeling is een dergelijke aantasting niet langer vereist om het verval van strafvordering uit te spreken.

Toch zal in de praktijk de miskenning van het recht op een eerlijk proces naar alle waarschijnlijkheid nog steeds de belangrijkste maatstaf zijn bij de beoordeling van termijnoverschrijdingen.

Conclusie : een keerpunt in het Belgisch strafrecht

Met de nieuwe wet ‘Strafprocesrecht I’ introduceert de Belgische wetgever een rechtlijnig systeem voor de verjaring van strafvordering, met een eenvoudige basistermijn, zonder stuiting, die stopt met de aanhangigmaking bij de vonnisrechter.

De wet probeert hiermee een antwoord te bieden op enkele actuele maatschappelijke tendensen. Door de verjaringstermijnen te verlengen en voor bepaalde misdrijven zelfs volledig af te schaffen, wil de wetgever straffeloosheid vermijden en gerechtigheid voor slachtoffers bevorderen.

Toch zijn er bezwaren: het risico op onrechtvaardige vervolgingen na lange tijd, zonder betrouwbare bewijzen en getuigenverklaringen, neemt toe. Bovendien komt er door het verlengen of afschaffen van verjaringstermijnen extra druk te liggen op een systeem dat nu al worstelt met capaciteitsproblemen: een organisatorisch bij-effect van een kortere verjaring is immers dat het verjaard misdrijf niet meer vervolgd moet worden, waardoor er middelen vrijkomen om andere misdrijven te vervolgen .

Hoe groot de impact van deze hervorming zal zijn moet nog blijken in de praktijk. Duidelijk is wel dat ze een kantelpunt vormt in het Belgische strafprocesrecht.

Vragen over de nieuwe verjaringsregels of hun toepassing in de praktijk?

Het team Strafrecht en Aansprakelijkheden van Reyns Advocaten beschikt over uitgebreide expertise in deze complexe materie. Of het nu gaat om advies, analyse van uw dossier of concrete bijstand: wij staan voor u klaar met heldere en doeltreffende juridische ondersteuning.

Neem vandaag nog contact met ons op – we helpen u graag verder.