Het tweeluik van de rechtstreekse vordering én het bijzonder voorrecht van de onderaannemer: een “gouwe ouwe” voor de onbetaalde onderaannemer

Geschreven door

Expertise

Publicatie

12 December 2022

Wanneer een onderaannemer geconfronteerd wordt met een hoofdaannemer die het niet zo nauw neemt met diens betalingsverplichting, rijst bij de onderaannemer de vraag hoe snel en efficiënt de betaling van de onbetaalde factuur te verkrijgen. 

In deze blog staan we kort stil bij enkele effectieve en laagdrempelige juridische instrumenten die aan (sub)onderaannemers ter beschikking staan.

De rechtstreekse vordering

Wat? 

Aannemers die vaak in (sub)onderaanneming werken, moeten zich in die situatie onmiddellijk bewust zijn van een gemakkelijk en effectief juridisch instrument dat al jaar en dag ingeschreven staat in het (Oud) Burgerlijk Wetboek als volgt:

“Metselaars, timmerlieden, arbeiders, vaklui en onderaannemers gebezigd bij het oprichten van een gebouw of voor andere werken die bij aanneming zijn uitgevoerd, hebben tegen de bouwheer een rechtstreekse vordering ten belope van hetgeen deze aan de aannemer verschuldigd is op het ogenblik dat hun rechtsvordering wordt ingesteld (…).

De wet verschaft aan de onderaannemer dus een recht om rechtstreeks van de opdrachtgever van de wanbetalende hoofdaannemer de betaling van zijn/haar factuur te vorderen. Dit instrument laat de niet-betaalde onderaannemer toe om als het ware “haasje over te springen” en het geld rechtstreeks bij de opdrachtgever te gaan halen. 

De opdrachtgever moet – tenminste wanneer hij/zij de werken niet kan protesteren om een of andere reden – aan de rechtstreeks vorderende onderaannemer betalen wat aan laatstgenoemde toekomt, maar wel slechts ten belope van wat de opdrachtgever aan de hoofdaannemer verschuldigd is op het moment dat de rechtstreekse vordering wordt gesteld. Als de opdrachtgever met andere woorden alle facturen van de hoofdaannemer voordien al had betaald, dan moet hij/zij niets meer betalen aan de rechtstreeks vorderende onderaannemer die dan helaas te laat komt.

Laagdrempelig

De “rechtstreekse vordering” is zeer laagdrempelig. Zij kan gewoon schriftelijk via email, fax, (aangetekende) brief worden gesteld zonder dat de onderaannemer daarvoor naar de rechtbank moet stappen. Probeer daarom steeds de volledige identiteits- en contactgegevens van de opdrachtgever te weten te komen en houd die goed bij. Een e-mailtje met ontvangst- en leesbevestiging op een geldig e-mailadres van de opdrachtgever heeft zelfs de voorkeur, vermits een (aangetekende) brief enige tijd onderweg is en de rechtstreekse vordering pas op moment van ontvangst gesteld zal zijn. U loopt dan het risico dat er nog een betaling gebeurt door de opdrachtgever aan de hoofdaannemer terwijl uw rechtstreekse vordering nog onderweg is, wat niet speelt bij een rechtstreekse vordering per e-mail.

Bijkomend voordeel

Een rechtstreekse vordering heeft voorts nog een gigantisch voordeel in geval van een eventueel faillissement van de wanbetalende hoofdaannemer. Wanneer de rechtstreekse vordering gesteld is vóór datum faillissement, dan blijft de onderaannemer wat men noemt “buiten de samenloop”. Dit wil zeggen dat hij/zij dat wat de opdrachtgever aan de failliete hoofdaannemer verschuldigd is op het moment dat de rechtstreekse vordering is gesteld niet meer moet delen met andere schuldeisers, maar enkel met andere onderaannemers die ook tijdig hun rechtstreekse vordering zouden hebben gesteld. De faillissementscurator kan dit bedrag voor zover beschikbaar niet innen ten voordele van de massa van de andere samenlopende schuldeisers. De kans op (gedeeltelijke) recuperatie stijgt dus zienderogen, ook wanneer de hoofdaannemer na de rechtstreekse vordering failliet zou gaan.

Het bijzonder voorrecht van de onderaannemer

Het kan voorvallen dat de hoofdaannemer helaas in staat van faillissement is verklaard zonder dat de onbetaalde onderaannemer rechtstreeks heeft gevorderd of net te laat (een rechtstreekse vordering is immers niet meer mogelijk vanaf de datum van faillissement)

Wat?

Ook in die situatie heeft de wetgever aan de onbetaalde onderaannemer gedacht, namelijk door hem te voorzien van een “bijzonder voorrecht”, als volgt:

“De schuldvorderingen, op bepaalde roerende goederen bevoorrecht, zijn: (…) Gedurende vijf jaar vanaf de datum van de factuur, de schuldvordering die de metselaars, timmerlieden, arbeiders, vaklui en onderaannemers gebezigd bij het oprichten van een gebouw of voor andere werken die bij aanneming zijn uitgevoerd tegenover hun medecontractant-aannemer hebben wegens werken die zij hebben uitgevoerd of laten uitvoeren, op de schuldvordering die deze medecontractant-aannemer wegens dezelfde aanneming heeft tegenover de bouwheer. (…)”

De onderaannemer moet dan via www.regsol.be een aangifte van schuldvordering doen in het faillissement en daarbij zijn onbetaalde factuur uploaden en in de daartoe voorziene vensters zijn/haar coördinaten ingeven, het bedrag, alsook het eventueel “zekerheidsrecht”, zijnde dus het “bijzonder voorrecht van de onderaannemer” (art. 20, 12° Hypotheekwet). 

Indien de faillissementscurator – in plaats van de gefailleerde hoofdaannemer – nog onbetaalde vorderingen uit hoofde van dezelfde werf op de opdrachtgever kan innen, dan zal de onbetaalde onderaannemer daaruit bij voorrang worden betaald en dus vóór de andere schuldeisers in de samenloop die niet in dezelfde rang staan. 

Ook van dit juridisch instrument moeten aannemers die vaak in (sub)onderaanneming werken zich dus goed bewust zijn. Het kan het verschil maken tussen niets ontvangen, of geheel of gedeeltelijk betaald worden in een precaire financiële situatie geschapen door een faillissement van een klant.

Omvang 

Het Hof van Cassatie heeft op 2 september 2022 nog een interessante uitspraak gedaan in die zin dat het hoogste rechtscollege bevestigd heeft dat het voorrecht van de onderaannemer zowel de prijs van het werk, als de bijzaken van die prijs beoogt. Het bijzonder voorrecht strekt zich dus uit tot de verwijlinterest en de vergoeding die krachtens een schadebeding verschuldigd is. 

Het onderpand van het voorrecht is uiteraard beperkt tot de schuldvordering van de failliete hoofdaannemer (zoals geïnd door de curator) tegenover de opdrachtgever. In de mate dat de schuldvordering van de onderaannemer, inclusief bijzaken, het bedrag van dit onderpand overschrijdt, is deze schuldvordering niet bevoorrecht.

Aarzel niet om onze specialisten te contacteren indien u als (sub)onderaannemer met een wanbetalende of zelfs failliete hoofdaannemer geconfronteerd wordt. Tijdig de juiste juridische actie ondernemen kan zoals steeds een wereld van verschil uitmaken!